J.A. Jolles schreef in zijn boek "De Schuttersgilden en schutterijen van Gelderland - overzicht van hetgeen nog bestaat" het volgende over de Hummelose kermis:
"Evenals te Laag-Keppel - zie aldaar - groepeeren paardenschutterij en schutterij te voet, elementen van de kermisviering, zich rond een kasteel: Enghuizen. Zooals vogelschacht en houten lansen der ringstekers van 't hooge huis komen (om er na gebruik weer te worden opgeborgen), gaan de prijzen, hier althans die van 't paardenvolk - voor twee koningen (1e en 2e prijs) met hunne koninginnen - van de adellijke familie uit. Al zijn onder de meespelenden altijd enkelen, die niet tot de opgezeten pachters behooren.
Deze kermis wordt den 2en Dinsdag en Woensdag van September gevierd. Woensdag het schuttersfeest. Gelijk in Katholieke streken een verplichte kerkgang aan de feestelijkheden voorafgaat, zoo hier een gang naar 't kasteel. Van paardenvolk, voetknechten en schoolkinderen; want hoewel een "kleine schutterij" niet meer bestaat behooren vanzelfsprekend ook kinderspelen tot de kermisviering. Twee voorrijders, met rood-wit-blauwe vlaggetjes, openen den stoet. In witte broek, met oranje sjerp. Eerste en tweede overste dragen hoogen hoed, waaraan witten band met rozet in de kleuren van Enghuizen, en gouden of zilveren epauletten. De bestuursleden onderscheiden zich door een roode bies langs den broeknaad. Twee witte vaandels, waarop 't adellijke wapen, worden meegevoerd. En drie bielemans met bijl en zaag, in clownspak. Wanneer deze stoet, een mooien Septembermorgen, als de verheerlijkte Natuur zoo stil wordt na het feest van den Zomer, tusschen de boomen uit komt, levert hij een prachtigen aanblik op. Voor 't kasteel slaat de vendelzwaaier van 't voetvolk het vaandel, als eerbewijs; terwijl een "post" wordt omgehouwen.
's Middags, na afloop van ringsteken en vogelschieten, doet de vaandrig van 't paardenvolk hetzelfde, wanneer alleen de ruiterij naar 't kasteel is teruggegaan om dankend eer te bewijzen en de prijzen in ontvangst te nemen. Onder 't voetvolk deelen 1e en 2e overste de belooningen uit, welke door 't bestuur in Doetinchem gekocht werden. Ook zwaait men 't vaandel in het dorp, voor geld, en ten pleiziere van vrijgevige vreemdelingen.
't Ringsteken geschiedt 2 ronden op den grooten ring, daarna op den kleinen. Eerst is het wedstrijdreglement voorgelezen. Ieder die meedoet, ook bij de schutters, betaalt drie kwartjes inleggeld; inkomsten dus, welke geadministreerd moeten worden. En aangezien dit feest al oud is, zou de onderzoeker naar "oude rekeningen" kunnen vragen. Daar zal hij echter niets van te zien krijgen. De penningmeester-in-functie zal antwoorden: We houden wel boek, maar "dat hoeft een ander niet te zien". Aan 't einde onzer ambstperiode dragen wij de gelden eerlijk af, en 't boekje, als we het niet bewaren willen, dat verscheuren we... Zoo is ook deze schutterij, door de regelmaat van een jaar op jaar in 't zelfde kader terugkeerend, van hoogerhand geleid, feest zonder kenbare geschiedenis. Maar 't is goed, zegt de boer, dat het kasteel de leiding heeft en behoudt; daardoor blijft onze kermis 't best in stand. Was álles aan ons overgelaten, ze verliep vandaag of morgen.
Het voetvolk kent slechts éenen koning, met zijne koningin. Soms, als in 1930, is de vogel er te gauw af, wanneer nog niet ieder een enkele schietbeurt gehad heeft. De prijzen worden dan verloot, hetgeen lang zoo aardig niet is.
De sympathie welke men tusschen deze twee oogenschijnlijk gelijk geboren en getogen schuttersgezelschappen - Keppel en Hummelo - zou mogen veronderstellen, bestond al evenmin als tusschen welk paar bijeengelegen dorpen ook, in den ouden tijd. Keppelaars plachten zich over Hummelo aldus uit te laten: "Je kunt wel zien dat In kaffer uut Hummelo kumt." De moderne geest heeft hier, gelijk elders, den vechtersbazen den waren lust ontnomen."